''Hulde aan Hudig''; Expositie over glasfabrieken in Leerdam

In 2023 is het 100 jaar geleden dat Ferrand Hudig (1883-1937) zijn proefschrift Das Glas verdedigde. Het is het eerste overzicht van alle glasblazerijen in Nederland vanaf 1581 tot eind 18de eeuw. Zijn proefschrift is maar dun, 108 pagina’s, maar Hudig heeft een heel knap staaltje van doorwrocht archiefonderzoek verricht. Met een zeer uitgebreid notenapparaat van maar liefst 548 noten. Een eeuw later is het nog steeds dé bron voor alle kennis over glasblazerijen in de Nederlanden  van de 16de  tot en met de 18de eeuw.

De geschiedenis van glasblazen in Leerdam begint in 1765, als de zes broers Pelgrim en hun zwager Meeder vertrekken uit Edam, waar vader Pelgrim een jaar eerder was komen werken voor de glasfabriek aldaar, naar Leerdam. Ze krijgen toestemming om een glashut te beginnen buiten de stadspoorten. Ze krijgen belastingvoordeel omdat het idee bij de notabelen leeft dat een glasblazerij zou bijdragen bij de welvaart van de stad.  Leerdam is een van de weinige steden gebleken waar de glasindustrie blijvend rendabel bleek, met af en aan wel de nodige financiële problemen.

De broers Pelgrim blijven echter niet lang, in 1774 verkopen ze de hut aan Casparus van Harsveld, één van de financiers bij de stichting en beginnen in 1780 een glashut in Vuuren, niet ver van Leerdam maar gelegen aan de Waal. In Leerdam gaat de fabriek meerdere keren over in andere handen, maar er komt wel uitbreiding: een tweede hut in 1853 en een derde hut in 1861.

De derde glasfabriek wordt opgericht in 1875, verwarrend genoeg qua naamgeving door de eigenaren van de eerste glasfabriek Jeekel en Mijnssen, dit wordt uiteindelijk het beroemde Nederlandsche Glasfabriek Leerdam waar het unieke Leerdamse glas in de jaren ’20 van de 20ste eeuw tot bloei komt onder leiding van Petrus Marinus Cochius (1874-1938), de directeur van de Glasfabriek van 1912 tot 1933. Een idealistische man op zoek naar betaalbare schoonheid voor een breed publiek. Ook heeft hij oog voor de slechte omstandigheden van de fabrieksarbeiders, hij voert een aantal vooruitstrevende veranderingen door, zoals het oprichten van een spaarbank, een fabrieksraad en een onderling ondersteuningsfonds. Daarnaast stelt hij een bedrijfsarts aan en start een crèche.

Ondanks de  aanstelling van goede ontwerpers lukt het Cochius niet de fabriek rendabel te krijgen. Verpakkingsglas (flessen en jampotten) is van levensbelang voor de fabriek maar heeft niet zijn belangstelling: te lang wordt er niet geïnvesteerd in vol-automatische machines. De beurskrach van 1929 heeft grote financiële gevolgen; er is een moordende internationale concurrentie en de export loopt sterk terug. 

In 1936 wordt er surseance van betaling aangevraagd, de fabriek wordt gered door een overname van de investeerder Van Rossum  en in 1938 wordt de Glasfabriek Leerdam overgenomen door de Vereenigde Glasfabrieken uit Schiedam.

Nu worden er nog steeds drie miljoen flessen en 35.000 glazen per dag gemaakt in Leerdam in de twee huidige  fabrieken die nog steeds op hetzelfde terrein staan als de allereerste glashut in 1765.